top of page
Zoeken

Sansepolcro, Anghiari en het verdwenen fresco van Leonardo da Vinci (2)

Alfons Caris


In de vorige aflevering brachten we een bezoek aan Sansepolcro. Een tiental kilometers verderop, richting Arezzo, ligt het stadje Anghiari. Hoewel beide plaatsen dus dicht bij elkaar liggen, ademt Anghiari een heel andere sfeer uit dan het wat afstandelijke Sansepolcro. Dat proef je al op het eerste gezicht, wanneer je het compacte stadje monumentaal ziet liggen op zijn trotse stadsmuren.







De geschiedenis van Anghiari begint in de zevende eeuw met de bouw van een Longobardisch kasteel, dat voor het eerst genoemd wordt in een document uit 1048. In 1104 werd dit kasteel geschonken aan de paters van Camaldoli, een congregatie gelieerd aan de benedictijnen. Voorwaarde bij de schenking was, dat zij ter plekke een abdij zouden oprichten. Dit werd het klooster van San Bartolomeo en rond dit monnikenoord ontstond de stad. Tot zover is er dus een parallel met de ontstaanshistorie van Sansepolcro, dat eveneens uitgroeide rond een solitaire abdij.











De kerk van San Bartolomeo staat er nog steeds, maar dan als een jongere versie uit de veertiende/vijftiende eeuw. Hij is herbouwd op ongeveer dezelfde plek als zijn voorganger.



Vanaf ongeveer 1300 viel Anghiari onder Arezzo. Aan het eind van de veertiende eeuw kwam het onder de heerschappij van het steeds machtiger wordende Florence.











Naast de eerdergenoemde San Bartolomeo is de Sant’Agostino een belangrijke kerk in Anghiari. Hij is ontstaan uit een kapel die in de twaalfde eeuw werd gebouwd door de Ospitalieri di Sant’Antonio abate, een religieuze ridderorde die we in Nederland de Orde van Sint Antonius noemen, ook wel kortweg aangeduid als antonieten.




De leden van de Orde van Sint Antonius worden ook wel Ridders van Tau genoemd. Hun symbool was het zogenaamde tau-kruis of Antoniuskruis, dat de vorm van de letter T heeft (in het Grieks: tau). Het werd en wordt veel gedragen door franciscanen. Waarschijnlijk vormen de Ridders van Tau de oudste religieuze ridderorde van Europa. Zij waren over heel Europa verspreid en ook in Nederland actief; zo was er bijvoorbeeld in Maastricht een Antonietenklooster. 

 

De Sant’Agostino heeft tegenwoordig helaas een barok interieur, maar gelukkig zijn er nog resten te zien van de oorspronkelijke fresco’s, vervaardigd door lokale kunstenaars.




Misschien nog wel het meest imposant zijn de goed geconserveerde, massieve stadsmuren die Anghiari zo’n stoere aanblik bezorgen. Maar misschien raak je meer onder de indruk van Garibaldi, die als in elk standbeeld dat je van hem vindt de weg richting Rome wijst? ‘O Roma o morte’, Rome (veroveren) of de dood.








Nu is het zo, dat zich in de directe omgeving van Anghiari in 1440 een belangrijke veldslag afspeelde tussen de legers van Florence en Milaan. Klinkt raar, een oorlog tussen twee Italiaanse steden? Nou, Italië bestond nog bij lange na niet en het land dat wij nu zo noemen was verdeeld in rivaliserende staten. Zo waren in die tijd het hertogdom Milaan en de republiek Venetië gezworen vijanden. Florence en Milaan waren aanvankelijk bondgenoten, maar toen de Noord-Italiaanse stad steeds meer expansionistische neigingen kreeg en een bedreiging ging vormen voor omliggende gebieden, sloot de Signoria een alliantie met Venetië en de pauselijke staat en keerde zij zich tegen Milaan.


De veldslag vond plaats op de vlakte tussen Sansepolcro en Anghiari en leverde een overwinning op voor de Florentijnse coalitie. Door dit resultaat kon het fragiele evenwicht tussen de Italiaanse staten nog een tijd in stand blijven.


De lange rechte weg door de vlakte tussen Sansepolcro en Anghiari, waar de veldslag in 1440 plaatsvond

En nu komt Leonardo da Vinci in beeld. Want in 1506, meer dan zestig jaar dus na de veldslag, gaf het Florentijnse bestuur Leonardo opdracht om de heroïsche zege te verbeelden op een wand van de Salone del Cinquecento, de grootste zaal van het Palazzo Vecchio in Florence. Het zou een enorm werk moeten worden van zo’n 17 bij 7 meter, op de halve oppervlakte van een van de lange muren. De andere helft was gereserveerd voor Michelangelo, die op dat deel van de wand een andere militair succes tot leven moest brengen. Eigenlijk creëerde men hiermee dus ook een soort van veldslag tussen de beide grootste kunstenaars van die tijd, die elkaar niet konden luchten of zien.





Leonardo ging voortvarend aan de slag, maar door een dramatisch mislukte techniek bij het aanbrengen van de pigmenten, iets wat hem ook al overkwam bij het Laatste Avondmaal in Milaan, moest hij het werk staken. Er zijn ook deskundigen die zeggen dat hij – net als Michelangelo overigens – niet eens aan het eigenlijke schilderwerk toegekomen is. Uiteindelijk was het Vasari die een paar decennia later in opdracht van Cosimo I de hele wand (en ook de rest van de zaal) voorzag van schilderingen met een heel ander thema: deze moesten de macht van de Medici representeren. Dit leidde later tot allerlei gissingen over het lot van Da Vinci’s werk: zou Vasari, een groot bewonderaar van Leonardo (‘werkelijk hemels en wonderbaarlijk’), het aangedurfd hebben om over de penseelstreken van de maestro heen te schilderen?





Het eigenaardige is dat Vasari zelf er in zijn eigen werk over ‘de levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten’ (zo’n beetje het eerste kunsthistorische werk van Europa) zo goed als niets over zegt. Hij maakt enkel melding van het feit dat Leonardo een ‘bijzonder voortreffelijk en meesterlijk’ karton voor de schildering had gemaakt. Zo’n karton, een voorstudie voor een deel van het uiteindelijke fresco, kan alleen een fragment van de totale voorstelling hebben bevat. Vervolgens schrijft hij: ‘Naar men zegt maakte Leonardo, om dit karton over te kunnen brengen op de muur, een uiterst vernuftige stelling die in de hoogte ging als ze werd samengedrongen en naar beneden als ze werd uitgerekt. Ook haalde hij het in zijn hoofd om met olieverf op de muur te willen werken, en hij stelde een zo dik mengsel voor de onderlaag samen dat toen hij vervolgens in de zaal ging schilderen, de verf begon te lopen, zodat Leonardo zijn werk algauw liet voor wat het was, want hij zag dat het helemaal verkeerd ging’. Dit is alles. Andere bronnen zeggen dat Da Vinci te werk ging met de zogeheten encaustische techniek, een methode waarbij pigmenten vermengd worden met bijenwas en hars.






Een jaar of tien geleden was er opeens een hoop te doen over deze kwestie, toen er aanwijzingen leken te zijn voor het bestaan van een holle muur achter Vasari’s fresco’s. Zou hij, om het werk van Da Vinci te sparen, een soort voorzetwand hebben laten oprichten om daarop zijn eigen schilderingen aan te brengen? Een heuse equipe van National Geographic ging op onderzoek uit en zorgde voor een boel reuring in de media. Wie zich op internet verdiept in dit hele gebeuren, raakt al gauw verstrikt in een mistig web van halve waarheden, persoonlijke meningen en speculaties. Feit is echter, dat er tot op de dag van vandaag geen enkel bewijs is voor het bestaan van een Slag bij Anghiari in de Salone del Cinquecento. Er zijn enkel schetsen van Leonardo’s hand. Hoe het hem in zijn onderneming verging, zal wel altijd een raadsel blijven. Soms weten we iets gewoonweg niet. Ook dat is een mooie kant van de geschiedenis, toch?


Peter Paul Rubens, kopie van een fragment van Da Vinci's beoogde fresco

Fotocredits:

foto 5: TeKappa, Wikimedia

foto13: Sailko, Wikimedia

foto 24: Mongolo1984, Wikimedia

foto's 34 t/m 44: publiek domein, Wikimedia

alle overige foto's: eigen werk

220 weergaven1 opmerking

Recente blogposts

Alles weergeven

1 Comment


Marijn Taal
Marijn Taal
Jul 17, 2024

Prachtig verslag!

Like
bottom of page