top of page
Zoeken

Tuscania, de geur van oude tijden (2)

  • Alfons Caris
  • 2 dagen geleden
  • 6 minuten om te lezen

ree

In de eerste aflevering vertelde ik het een en ander over het stadje Tuscania en bezochten we de indrukwekkende kerk van San Pietro, tot 1573 de kathedraal van Tuscania. Ook keken we even rond op een opgravingsterrein. In dit vervolg nemen we twee andere bijzondere kerken van Tuscania onder de loep, werpen we een blik op de muren van de stad en maken we kennis met een aantal interessante bezienswaardigheden uit de etruskische tijd. Maar eerst nog even iets anders.


ree

In mijn verhaal over de San Pietro wees ik op de merkwaardige uitstalling van een serie etruskische grafkisten in een zijbeuk van de kerk. Deze archeologische objecten worden in Tuscania als straatmeubilair gebruikt, zei ik erbij. Een plek waar je dat mooi kunt zien is Piazza Basile, waar ook het Palazzo Comunale ligt met daarnaast een stadspoort. Dit nogal merkwaardig gevormde plein loopt aan een kant een beetje af, om te eindigen bij een keermuur. De kopse kant daarvan is bekleed met een hele rits sarcofaagdeksels met daarop de verweerde, deels ā€˜onthoofde’ sculpturen van de overledenen die hun laatste rustplaats vonden in de stenen kisten. Ook op het hoger gelegen terras van de Santa Croce, het kerkje aan de andere kant van het plein, staan ze uitgestald. Sommige zijn zelfs voorzien van bordjes met tekst en uitleg. Het is alsof je in een openluchtmuseum rondloopt, en eigenlijk is dat ook zo.


ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree


ree

ree

Piazza Basile illustreert ook mooi de verandering die Tuscania in recente tijden heeft doorgemaakt. In mijn eerste verhaal schreef ik dat het stadje bij m’n eerste bezoek in 1984 een doodse, stoffige en verwaarloosde indruk maakte. Dat is nu wel anders. Veel gebouwen zijn opgeknapt, het is er gezelliger en er komt meer volk. Kijk bijvoorbeeld hoe het Palazzo Comunale er nu bij ligt, vergeleken met toen.


toen
toen

nu
nu

Een ander plein waar het goed toeven is, is Piazza Domenico Bastianini, waar de Fontana Grande staat – en die doet zijn naam eer aan. Hier ligt ook de in de 16e eeuw gebouwde dom, de opvolger dus van de San Pietro. Het is geen bijzondere kerk; zijn voorganger en de twee kerken die nu aan bod komen, zijn veel interessanter.


ree

ree


Beneden aan het weggetje dat naar de San Pietro leidt, dus ook buiten de middeleeuwse muren, ligt de Santa Maria Maggiore. Deze kerk dateert uit ongeveer dezelfde tijd als zijn hoger gelegen collega, maar is kleiner en verfijnder. Bij mijn eerste bezoek aan Tuscania was de Santa Maria dicht. In 2012 kon ik er wel in, al bleek de kerk binnen flink in de steigers te staan en was het welkom niet bepaald hartverwarmend te noemen. Bij de ingang stond een oude heks opgesteld, die elke bezoeker met een stuurs gezicht ā€˜vrijwillig’ entreegeld aftroggelde door te wijzen op een offerblok dat als een soort wegversperring in de deuropening stond. Ze banjerde als een bezetene door de kerk om iedereen die het waagde het fotografeerverbod te negeren op schelle toon terecht te wijzen. En zodra iemand het in zijn hoofd haalde om iets te fluisteren, galmde er een luid silenzio! door de kerk. De enige die herrie maakte was zijzelf. Maar goed, wat fotograferen betreft was ik haar met een trucje te slim af: door steeds even te kuchen als ik op de ontspanknop drukte maskeerde ik het geluid van de camera. Victorie!


ree

ree

ree

ree

De voorgevel van de Santa Maria heeft eenzelfde opbouw als die van de San Pietro: drie portalen, een blinde loggietta daarboven en in de top een rozet. Het centrale portaal wordt geflankeerd door zuilen op leeuwenfiguren en de bogen rusten aan weerszijden op vier smallere zuilen met verschillende kapitelen. De twee sculpturen stellen Petrus en Paulus voor. In de lunet bovenin zien we in het midden de Madonna met Kind en rechts het Lam Gods.


ree

ree



ree


Aan de zijkanten van de loggietta houden een leeuw en een griffioen de wacht. De fijn gedecoreerde rozet ten slotte wordt op vier punten gemarkeerd door de symbolen van de vier evangelisten, net als bij de San Pietro.


ree

ree

ree

Het binnenste van de kerk is een feest voor het oog. Er is zoveel te zien dat we dat hier niet allemaal in detail kunnen bespreken. Het prachtige altaar dat is opgebouwd uit stenen reliƫfs uit de 8e of 9e eeuw wordt overkoepeld door een ciborie die aan de binnenzijde is beschilderd, iets wat je niet vaak tegenkomt. In de ronding van de apsis staat een stenen bisschopszetel. Rechts vinden we een groot achthoekig doopvont uit de 13e eeuw en in het middenschip een stenen preekstoel uit dezelfde tijd. Op de boogwand voor de apsis worden we met een groot fresco herinnerd aan het Laatste Oordeel, terwijl in de apsis zelf 13e-eeuwse schilderingen van de twaalf apostelen zijn aangebracht.


ree

ree

ree

de binnenkant van de altaaroverkapping
de binnenkant van de altaaroverkapping

ree


ree

ree

het doopvont
het doopvont

de preekstoel
de preekstoel


ree

ree


het Laatste Oordeel
het Laatste Oordeel

ree

De toren van de Santa Maria Maggiore is een merkwaardig geval. Hij staat niet alleen los van de kerk, maar ook nog eens min of meer recht tegenover de ingang. Stilistisch past hij niet bij de kerk en hij is veel te groot en te lomp. Het is best mogelijk dat deze toren er al stond vóór de kerk werd gebouwd.


ree

Maria is in een Italiaanse stad zelden alleen, en zo heeft ook Tuscania een naamgenoot van de Santa Maria Maggiore, ā€˜della Rosa’ genaamd. Deze kerk uit de 14e eeuw heeft een ronduit sober uiterlijk en verrast daarom des te meer wanneer je er binnenloopt. Kijk maar mee.


ree

ree

ree



ree

We nemen afscheid van de kerken van Tuscania en werpen een blik op de muren van de stad. Al in de etruskische tijd was de stad ommuurd met gebruik van, hoe kan het anders, tufsteenblokken. Resten daarvan zijn te zien in de omgeving van de Colle San Pietro. Toen de stad groeide, in de middeleeuwen, werden de muren uitgebreid en voorzien van torens in allerlei vormen, rond, vierkant en veelhoekig. De omtrek bedroeg zo’n vijf kilometer en daarvan resteren er nu nog drie. Met de aardbeving in 1971 werd een flink deel hiervan verwoest, maar vervolgens ook weer opgebouwd. Een heel mooie plek is de Torre di Lavello, waar je vanaf een parkachtige zone langs de oude vestingwerken een prachtig uitzicht hebt op de San Pietro, de Santa Maria Maggiore en de ruĆÆnes van het Castello di Rivellino.



ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

ree

Het woord ā€˜etruskisch’ is inmiddels al menigmaal gevallen. In de wijde omgeving van Tuscania wemelt het van de sporen van dit oude volk. Het meest prominent aanwezig zijn de necropoli, de dodensteden, een spannend woord voor begraafplaatsen, maar denk hierbij niet aan kerkhoven zoals wij die kennen; het zijn echt ware steden-van-de-doden. Alleen al op het grondgebied van Tuscania bevinden zich zo’n twintig grotere en kleinere necropoli. De meeste daarvan liggen op particulier terrein en zijn niet zomaar te bezoeken. Een uitzondering is de Necropoli della Peschiera, waarover ik al eens eerder schreef. De bekendste graftombes vind je in het complex dat bekend staat als de Madonna dell’Olivo, even ten zuiden van de stad. De naam is ontleend aan een veldkerk die hier staat. De Madonna dell’Olivo bestaat uit drie separate ruimtes: de Grotta della Regina, die ook toegang geeft tot een netwerk van ondergrondse tunnels, de Tombe Curunas, die drie kamers telt waarin maar liefst 33 grafkisten en vele grafgiften aangetroffen zijn, en de Tomba del Sarcofago delle Amazzoni. De voorwerpen die in al deze ruimtes gevonden zijn, kun je bezichtigen in het archeologisch museum van Tuscania. Helaas zijn er nauwelijks bruikbare foto’s te vinden van de Madonna dell’Olivo. Het is daar onder de grond gewoon te donker, denk ik, en zo staat het me ook bij van de keer dat ik samen met Catja de grafkamers zelf bezocht, veertig jaar geleden.


het kerkje Madonna dell'Olivo
het kerkje Madonna dell'Olivo

een van de ruimtes in de Madonna dell'Olivo
een van de ruimtes in de Madonna dell'Olivo

Daar aangekomen, in 1984 dus, troffen we een desolate plek aan waar een oudere man dommelend op een versleten tuinstoel zat te wachten op die ene klant die zich die dag hopelijk zou melden. Om de onderaardse ruimtes te bezoeken, moesten we een lift in. Het was een gevaarte uit het tijdperk van de stoommachine. Piepend en krakend ging het ding tergend langzaam naar beneden. We keken elkaar aan met een blik die een gezamenlijke gedachte verraadde: we dalen af in ons eigen graf; vaarwel familie, vrienden en bekenden. Zo dramatisch liep het niet af, maar het feit dat we ons beiden niets kunnen herinneren van wat we daar beneden zagen, spreekt boekdelen. Voor zover ik weet is de Madonna dell’Olivo vanwege restauro al sinds lange tijd niet meer te bezichtigen. Hopelijk komt er wel een nieuwe lift...


In de wat wijdere omgeving van Tuscania liggen natuurlijk ook legio dodensteden. Bekend zijn de necropoli van Blera, San Giovenale, Norchia en Castel d’Asso. En dan zijn er nog de fameuze beschilderde tombes bij Tarquinia, in de enorme dodenstad Monterozzi. Misschien wel de indrukwekkendste etruskische begraafplaats van heel Italie is Banditaccia, bij Cerveteri, niet ver van Tuscania maar ook vrij dichtbij Rome. Daar schreef ik al eerder over.


Necropoli della Peschiera
Necropoli della Peschiera

Blera
Blera

Tarquinia, Monterozzi
Tarquinia, Monterozzi

Cerveteri, Banditaccia
Cerveteri, Banditaccia

Vulci
Vulci

Dat was het dan, en eigenlijk ook niet. Ik begon dit tweeluik over Tuscania met het verhaal dat ik lang geleden gefascineerd raakte alleen al door de naam van de plaats en door de ligging. Daar is nog niets in veranderd. Misschien wil jij dit stukje oer-Italiƫ ook eens bezoeken?


Fotocredits:

foto 58: Ulrich Mayring.Wikimedia

foto 79: Mattana.Wikimedia

foto 88: Louis-Garden.Wikidata


alle overige foto's eigen werk

Ā 
Ā 
Ā 

1 opmerking


Marijn Taal
Marijn Taal
2 dagen geleden

Het is weer schit-te-rend!

Like
bottom of page