
Soms vergeet ik bijna dat ik een vervolg op een bepaald artikel beloofd had. Het is alweer bijna een jaar geleden dat ik Een rit door mooi Molise en een ontmoeting met Alexander de Grote op InItalia plaatste. De route van toen moeten we nog afmaken, nu vanuit het binnenland terug naar de kust. Net als de vorige keer volgen we een paar aftakkingen. Je wilt onderweg wat zien, nietwaar.
In de eerste aflevering reden we vanuit Larino, een stadje met een prachtige dom, over de SS87 door golvend heuvellandschap in de richting van Campobasso. Onderweg sloegen we af naar het eenzaam gelegen Morrone del Sannio en naar het kerkje van Santa Maria della Strada, met haar curieuze reliëf van de ‘luchtreis’ van Alexander de Grote. Bij wijze van terugblik een paar foto’s van highlights die we onderweg tegenkwamen.
Zo’n vijf kilometer voor Campobasso slaan we af in de richting van de SS647. Het eerste stadje dat we tegenkomen, is Ripalimosani. Op het eerste gezicht een onbeduidend plaatsje en, toegegeven, het ziet er niet heel uitnodigend uit. Maar vergis je niet, Ripalimosani is al duizend jaar gedocumenteerd en is vermoedelijk nog veel ouder. Het Palazzo Ducale naast de kerk, lokaal Castello geheten, is oorspronkelijk gebouwd rond het jaar 1000 en heeft vele eeuwen gediend als onderkomen van plaatselijke adellijke families die er aldoor aan bleven verbouwen. Het palazzo omvatte ooit een ophaalbrug, werkplaatsen van ambachtslieden die voor het hof werkten, een theater en een gevangenis! De kerk, Santa Maria Assunta, dateert uit de 16e eeuw. Voor de liefhebbers: in Ripalimosani wordt een 16e-eeuwse kopie bewaard van de beroemde Lijkwade van Turijn, een doek dat de gelaatstrekken en lichaamssporen van Christus na de kruisafname zou bevatten.

Voorbij Ripalimosani rijden we niet meteen de SS 647 op, maar bezoeken we eerst Frosolone. Op de dag dat ik deze tour maakte was het, zoals je op diverse foto’s kunt zien, helaas grauw en grijs, maar in Frosolone scheen af en toe de zon. Ook dit plaatsje is oud. In de 11e eeuw kocht een abt in de Volturno er een aantal kerken en landbouwpercelen op voor een niet meer bestaand benedictijner klooster dat ressorteerde onder de machtige ‘moeder-abdij’ San Vincenzo al Volturno, waar ik al eens eerder over schreef. Aan het eind van de middeleeuwen werd Frosolone compleet verwoest door de verschrikkelijke aardbeving van 1456, die grote delen van Midden- en Zuid-Italië wegvaagde en tienduizenden mensen het leven kostte. Alleen al in Frosolone waren er zo’n driehonderd dodelijke slachtoffers.




Het stadje heeft nu nog geen drieduizend inwoners meer, maar in het begin van de 19e eeuw was het niet heel veel kleiner dan plaatsen als Isernia en Campobasso, de hoofdstad van Molise. Campobasso, slechts dertig kilometer verwijderd van Frosolone, telt nu zo’n 50.000 inwoners. Het kan verkeren.


Net als de rest van Molise leeft Frosolone al eeuwenlang vooral van landbouw en veeteelt. Van oudsher is er echter ook ambachtelijke bedrijvigheid in de vervaardiging van messen en scharen. Op diverse plekken in het stadje zijn daar sporen van te zien in de vorm van winkels en werkplaatsen. Ook degenen die gebruik maken van het lokaal gemaakte gereedschap, zoals slagers, laten dat trots op hun uithangbord zien. In Frosolone staat een monument voor de messenmaker en er is een jaarlijkse mostra-mercato nazionale delle forbici e dei coltelli.
Ondanks de vele natuurrampen die Frosolone hebben geteisterd, wemelt het er van de kerken. De belangrijkste is – denk ik, want ik heb ze echt niet allemaal bezocht – de Santa Maria Assunta met zijn uivormige torenspits. De voorgevel laat goed het onderscheid zien tussen oude elementen die bewaard zijn gebleven of in de oude toestand hersteld konden worden, en gevelvlakken die na aardbevingen gewoon strak zijn opgetrokken.




De liefhebber van archeologie kan terecht bij de resten van Oskische nederzettingen even buiten de stad. De Osken (Osci of Oschi) waren een italisch volk dat een deel van Zuid-Italië bewoonde in de tijd vóór de Romeinse overheersing.

Na deze kleine omleiding rijden we terug naar de hoofdroute om een bezoek te brengen aan Petrella Tifernina, eveneens een klein stadje met een verleden dat teruggaat tot voor de Romeinen. Helaas biedt een lang verleden geen garantie voor de toekomst. Zoals veel andere plaatsen in de binnenlanden van Midden- en Zuid-Italië kampt Petrella met ontvolking en vergrijzing; het inwoneraantal bedraagt nu een derde van dat in 1950.

De trots van het stadje is de kerk van San Giorgio Martire, de heilige die bij ons bekend staat als Sint Joris – je weet wel, die van de draak. Het is een officieel nationaal monument. De kerk zoals hij er nu staat is rond 1200 gebouwd, maar ze heeft een nogal raadselachtige geschiedenis die duidt op een eerdere stichting. Dit zou blijken uit diverse ornamenten en uit de reconstructie van de architectuurhistorie. In ieder geval is de crypte een stuk ouder; die dateert uit de 9e of 10e eeuw.


De hoofdingang en de twee zijportalen zijn voorzien van prachtig beeldhouwwerk. Bijzonder is vooral het lunet boven het hoofdportaal, waar we een verbeelding zien van het bijbelse verhaal van Jonas en de walvis. Onder de walvis links een slang, symbool van de duivel, die Jonas lijkt te willen bijten, en rechts daarvan een lam dat een kruis draagt. De grote inscriptie op het lunet vermeldt een Longobardische naam, (EGO) ALFERID, wat erop kan duiden dat de oorsprong van de kerk al in de vroege middeleeuwen ligt.




Het interieur van de kerk is nog zo romaans als maar kan. Let ook op het fraai gedecoreerde stenen doopvont.




Er zijn diverse websites aan de San Giorgio Martire gewijd – wel allemaal in het Italiaans. Je kunt ze vinden via de wikipediapagina over Petrella Tifernina.
Vanuit Petrella kun je een zijsprong maken naar Trivento, een stad die als een smalle reep hoog boven de rivier de Trigno ligt. Vanuit de benedenstad voert een enorme, brede trappartij, de Scala di San Nicola, naar een bordes dat een voorportaal vormt van het oudste deel van de stad. Vandaar gaat het via smalle en steile trapjes verder naar boven.





Ik bezocht Trivento omdat ik nieuwsgierig was naar de crypte van de kathedraal, de Santi Nazario, Celso e Vittore. Volgens de overlevering zouden de schedels van deze heiligen in de 4e eeuw naar Trivento overgebracht zijn door de eveneens heilig verklaarde Ambrosius, bisschop van Milaan en beroemd kerkvader. De kathedraal dateert uit de 11eeeuw, maar is door de inwendige verbouwingen in de 17e en 18e eeuw en de neoklassieke aanpassing van de voorgevel niet zo interessant. De oudere, uit zeven schepen bestaande crypte daarentegen is waarschijnlijk gebouwd op (of uit) een Romeinse tempel. Aan de voet van een van de (hergebruikte) zuilen is een aan de godin Diana gewijde inscriptie te vinden. De crypte herbergt 13e-eeuwse fresco’s, een houten Madonnabeeld en een stenen bas-reliëf met een voorstelling van de Drie-eenheid, ingekaderd tussen twee dolfijnen.

Het schamele stel foto’s van de crypte, hieronder, heb ik moeizaam bijeengesprokkeld op internet. Zelf heb ik de onderkerk namelijk niet gezien. Eigenlijk was in Trivento, dat zichzelf aanprijst als citta d’arte, alles gesloten. Bereid je daar vooral op voor als je in de binnenlanden van Italië rondreist: wat openingstijden en bezoekmogelijkheden betreft liggen overal teleurstellingen op de loer. Maar laat je er niet op voorhand door ontmoedigen.



Even ten noorden van Trivento ligt het romaanse juweel Santa Maria in Canneto, ook Madonna del Canneto (Madonna van het Riet) genoemd. Wanneer deze kerk precies is opgericht, is niet bekend, maar haar geschiedenis gaat in ieder geval heel ver terug in de tijd. Al in 706 wordt ze genoemd in een document waarin de hertog van Benevento de kerk schenkt aan de monniken van San Vincenzo al Volturno (daar heb je ze weer). Ergens tussen de 9e en de 11e eeuw is het eigendom overgedragen aan de abdij van Montecassino, mogelijk na de verwoesting van het klooster van San Vincenzo door de Arabieren.



De huidige kerk dateert uit de 11e en 12e eeuw en heeft een eenvoudige façade, maar draagt in de gevels sporen van haar oudere voorganger, in de vorm van stenen en inscripties uit de Romeinse en vroegmiddeleeuwse tijd. Het portaal wordt gesierd door een lunet met een bas-reliëf. De toren, die opvalt door de kantelen, is in het begin van de 14e eeuw gebouwd.





Binnen is de Santa Maria met haar drie schepen en apsissen intiem en donker. De zuilen zijn van oorsprong Romeins en moeten ergens hier in de buurt gevonden en vervolgens hergebruikt zijn. Mogelijk komen ze uit een nabijgelegen villa die uit de 1e eeuw dateert.





Het meest opvallende object in de kerk is de 13e-eeuwse, op drie bogen rustende preekstoel. In zes blinde nisjes zien we benedictijner monniken uitgebeeld, die bezigheden verrichten die terug te voeren zijn op de kloosterregel Ora et Labora. Boven in het midden moet ooit een adelaar hebben gestaan die met zijn gespreide vleugel als lessenaar fungeerde. Achter het hoofdaltaar vinden we een beeld van de Madonna del Canneto, uit de 14e eeuw.





We zijn nu, letterlijk, wel wat afgedwaald. Om terug te komen op onze route moeten we afbuigen naar Guardialfiera. Ook dit plaatsje is op het eerste gezicht een dorp van dertien in een dozijn, maar als je in de geschiedenis duikt komen er toch wonderlijke dingen naar boven. Zo kreeg Guardialfiera in de 11e eeuw een bisschopszetel toegewezen, en de Santa Maria Assunta – de voornaamste kerk van het dorp – had de status van kathedraal! Bovendien beschikt deze kerk over een van de weinige officiële Porte Sante (Heilige Deuren) buiten de basilieken van Rome. De Heilige Deur gaat hier echter niet open in een Jubeljaar, maar jaarlijks bij de herdenking van de patroonheilige van de Guardialfiera, San Gaudenzio. Natuurlijk is er dan ook een processie.




Zelf vind ik de mysterieuze reliëfstenen die in de muren verwerkt zijn het meest fascinerend aan de kerk – overigens al de derde in dit artikel die de naam Santa Maria Assunta draagt. Ze zijn, lijkt mij, ouder dan de kerk zelf, maar waar ze vandaan komen en wat ze te betekenen hebben is een raadsel.
Guardialfiera grenst aan het gelijknamige kunstmatige meer, dat in de tweede helft van de vorige eeuw is aangelegd. Met zijn blauwe water en zijn fraaie omlijsting ziet het meer er heel natuurlijk uit. Spectaculair is de enkele kilometers lange weg die op pijlers boven het water loopt.



Het laatste stuk van de route voert naar Termoli, aan de kust. Onderweg komen we weer mooie landschappen tegen.







Over het verrassende stadje Termoli heb ik al eens eerder geschreven. Wie geen zin heeft om het artikel te openen, krijgt in ieder geval een indruk met de paar foto’s waarmee ik dit verhaal afsluit.
Fotocredits:
Foto 15: Assolollo.Wikimedia
Foto 19: GP architecture 23.Wikimedia
Foto 33-34: Giuseppe Salvi.Wikimedia
Foto 35: P.Pasquale.Wikimedia
Foto 58: www.comunepetrellatifernina.cb.it
Foto 59: Gianfranco Vitola.Wikimedia
Foto's 68, 70: Luigi Salimbeni.Wikimedia
Foto 69: onbekend
Foto's 71, 72, 73: Matulus.Wikimedia
Foto's 82, 91: MinoltaXGM.Wikimedia
Foto's 98, 99: Microtubules.Wikimedia
Alle overige foto's: eigen werk
Prachtig die Chiesa di San Giorgio in Petrella Tifernina! Als ik ooit naar Molise ga zeker een bezoek waard!
Wat betreft het lunet boven het hoofdportaal, wat bijzonder dat er twee keer een (nogal landmonster-achtige) walvis is afgebeeld die een Jona inslikt, een keer met het bovenlichaam er nog uit stekend en een keer met het onderlichaam er nog uit stekend. Weet u wellicht of dat een betekenis heeft? Op het mozaïek van de preekstoel in de dom van Ravello, waar ik geweest ben en waar u in december over blogde, zijn ook de twee verschillende ingeslikte mannenhelften te zien.
Jammer dat de crypte van de Cattedrale dei Santi Nazario, Celso e Vittore in Trivento voor uw dicht was. Maar…
Dank voor alle mooie🙂 plaatjes en de uitgebreide info !